Wij hebben aan de vraag, om van het Wodanswoud een verhaal op te schrijven, gehoor gegeven en zijn naar het bos in Wolfheze gegaan. Door het boswezen werden wij in zijn veld opgenomen en kwamen met het volgende verhaal weer terug. De schetsen heeft Rosaly daar ter plekke spontaan gemaakt, terwijl zij zei dat ze helemaal niet kon tekenen. Hier dus het verhaal voor ons allen dat het Wodanswoud ons meegegeven heeft:
Op een dag was de koning weer in het bos met zijn grote hond aan het wandelen.
Hij kwam hier graag en genoot van de bijzondere geuren van het woud en van de kleuren van de bladeren die door de zonnestralen hun pracht lieten zien.
Langs het pad van de oude eiken was hij het liefst: hier voelde hij de diepe stilte van het woud waarnaar hij sterk verlangde.
De kleine prinses ontwaakte op het zachte, groene mos.
Hier was vroeger een heldere stromende beek geweest, die de omgeving van vers water voorzag, maar nu was die uitgedroogd en met mos begroeid. Zij kwam omhoog en zag naast zich een bosjongen staan. Met een vriendelijke glimlach pakte zij zijn hand en stond op.
In het mos lagen nog meerdere prinsesjes, die net zo als zij een schitterend wit jurkje droegen. De jongen schrok plotseling toen hij vanuit de verte het geluid van paarden hoorde en rende weg.
Het prinsesje bleef verbaasd staan en keek naar de ridders die alsmaar dichterbij kwamen.Een van hen keek haar boos aan, greep haar bij de lurven en hees haar op het paard.
De ridders brachten het prinsesje naar het kasteel van haar vader. De strenge koning zat op zijn troon toen zij binnen kwamen en het prinsesje zag een klein troontje dat naast die van haar vader stond. Deze lege stoel was voor haar bedoeld maar zij wilde terug naar het bos.
De jaren vervlogen en zij groeide op tot een mooie vrouw. De taak die zij van haar vader zou moeten overnemen beviel haar niet, zij wilde nog altijd naar het bos. Af en toe was zij stiekem het bos weer in gegaan en was met Elkar, die bij haar ontwaken aanwezig was, bevriend geraakt. Hij liet haar het bos en verschillende bosbewoners zien en zij voelde zich door het liefdevolle en tedere leven dat zij leiden erg aangetrokken.
Op een dag werd zij door Elkar voor het grote feest uitgenodigd, zij zadelde haar paard en snelde naar het bos. Op dat feest zou ook de vader van Elkar, de heer van het bos, verschijnen en zij zou hem eindelijk leren kennen. Daar verheugde de prinses zich erg op.
Maar toen ze voor de grote poort van de bosbewoners stond wist zij opeens dat ze niet meer terug zou kunnen, als zij naar binnen zou gaan. Alle status, macht, invloed en geld zou zij achter zich moeten laten om aan het feest deel te kunnen nemen.
De poort ging open en zij werd door twee vrouwen, die zij kende, begroet. Blij te ontdekken dat hier ook mensen waren trad ze binnen.
Met z’n allen dansten zij om het vuur en waren blij en gelukkig. Elkar nam haar mee naar zijn vader en stelde haar aan hem voor. De heer van het bos glimlachte en begroette haar als nieuwe inwoner van het bos.
Dit was altijd haar wens geweest maar pas toen hij dit zei kon ze dit voelen.
Bij de bosbewoners leerde zij met bomen te praten, zich onzichtbaar voor mensen te maken en zich met haar andere lichamen te bewegen. Na korte tijd al verstond ze de taal van het bos en hielp mee met het versterken van de wal. Indringers werden verwacht en deze moesten geweerd worden.
De koning had al begrepen dat zijn dochter niet terug zou komen. Hij wist dat zij stiekem altijd naar het bos was gegaan en zijn verkenners lieten hem weten dat ze nu daar leefde. Teleurgesteld en woedend smeedde hij een gemeen plan om haar weer terug te krijgen. Hij spande met zijn vijanden samen die heel groot waren en buitengewone krachten hadden. Twee van hen werden op de prinses afgestuurd.
Deze vijanden waren zo groot dat ze met hun grote stappen de bosbewoners niet konden zien.
De heer van het bos had ook het vermogen zich groot te maken, wat hij ook Elkar en de prinses geleerd had.
Zij verschenen aan de vijand in een helder licht en zeiden dat hier niets voor hen was. Door het licht verblind werden deze wezens achter de wal teruggedrongen en moesten daar verdwijnen.
Even later bij het vuur vroeg de prinses waarom haar vader tot zo een gemene daad gekomen was. De heer van het bos vertelde haar dat de koning hier vroeger altijd kwam wandelen. Op een dag had hij zijn zus, de Godin van het bos leren kennen en werd verliefd op haar.
Maar de koning kon de Godin van het bos niet meenemen naar zijn kasteel, daar zou zij sterven.
Verbitterd zij hij tegen haar dat hij alle kinderen zou komen halen, zodra zij ontwaakt waren.
En dat deed hij ook. Maar de kinderen zouden nooit bij hem blijven; de kinderen horen altijd bij de moeder.